Retailcafé regio Twente: Ondernemen met relevantie

Het is prachtig, die roep om elkaar wat te gunnen, maar intussen moet in de detailhandel gewoon geld worden verdiend. Om van de vastgoedmarkt nog maar te zwijgen. Hoe kun je die schijnbare tegenstellingen overbruggen?
Dit bleek de hamvraag tijdens het tweede Retailcafé van de Stadsbeweging, op dinsdagavond 15 juni in de schouwburg in Hengelo. Net als in het eerste Retailcafé, een week eerder in Zwolle, was samenwerking het belangrijkste onderwerp van gesprek aan een tafel vol deskundige gasten.
Ambitieuze ondernemers weten inmiddels hoe nuttig het is om buiten de lijntjes te kleuren. Vooral nu steeds duidelijker wordt dat ‘vroeger’ echt voorbij is, zeker in de detailhandel. ‘We hebben lang vastgehouden aan oude vertrouwde structuren. Maar daarmee komt het niet meer goed’, aldus Jacques de Win van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. ‘Steden veranderen. We moeten nadenken over wie we willen zijn. Over wat bewoners en bezoekers van ons verwachten.’
En dat is niet, aldus retaildeskundige Tom Kikkert, een ‘magazijn met een kassa’. ‘Als je niet meer bent dan dat, voeg je geen waarde toe. Mensen kunnen spullen kopen via het internet. Ze gaan alleen naar de binnenstad als dat een betekenisvolle plek is met een sterke identiteit. Ze zijn op zoek naar echte mensen en echt contact. Daarom is het goed om nieuwe initiatieven een plek te gunnen. Want de vraag is al lang niet meer: hoe maken we de retail beter? De vraag is: hoe maken we de binnenstad beter?’
Experimenten zijn als duwtjes in je rug
Volgens adjunct-hoofd eenheid ruimte en bereikbaarheid Joram Wortman van de provincie Overijssel is daarom niet alleen een mix van functies nodig, maar ook de flexibiliteit om mee te bewegen met veranderingen. ‘Steden moeten een visie hebben: welke kant wil ik op?’ Ook hij pleit voor experimenten. ‘Probeer nieuwe initiatieven uit op kleinere plekjes. Zie ze als duwtjes in de rug. Ze kunnen het verschil maken bij het creëren van het grotere beeld.’
Ook Jeroen Hatenboer, lid van het Landelijk Expertteam Woningbouw en directeur van Stichting Pioneering, benadrukt dat visie nodig is. ‘Oldenzaal maakte van leegstaande winkels in een aanloopstraat woningen. Maar daarmee werd het geen andere straat. Want als je geen verhaal hebt, verandert er eigenlijk niets. Inmiddels is Oldenzaal met een échte transformatie bezig.’
Almeloos centrummanager Eduard Plate onderschrijft de noodzaak van een visie, een verhaal ‘waarin iedereen kan geloven’. ‘Bovendien mag de transformatie van de binnenstad zich niet beperken tot extra woningen. Er moet ook ruimte zijn voor kleine bedrijfjes. En niet alleen van enthousiaste jongeren, maar ook van vijftigers die vol overtuiging hun vak willen uitoefenen.’
Wethouder Gerard Gerrits uit Hengelo herkent het probleem van de zieltogende aanloopstraat. ‘Het lukte ons lange tijd niet om de Dienerstraat weer tot leven te krijgen. Er was zoveel leegstand, dat we op het punt hebben gestaan om de detailhandel weg te halen. Tot het moment dat we de straat weer toegankelijk maakten voor auto’s en een half uur gratis parkeren invoerden. Nu staat er geen pand meer leeg. Er was kennelijk behoefte aan een plek waar je via stop and go kunt winkelen.’
Visie is een vliegwiel
Wortman beschouwt visie als legitimatie voor nieuwe initiatieven. ‘Het is een vliegwiel.’ Maar, waarschuwt Kikkert: vermijd de valkuil van het oude bekende. ‘Een visie is niet iets dat je op een brainstorm-avond in elkaar timmert en waar je het vervolgens jarenlang mee moet doen. Dat is weer het systeemdenken waarvan we afscheid moeten nemen. Het gaat er juist om dat je elke dag dingen probeert en op die manier kleine stapjes vooruit zet. Als je ineens vol gas geeft, breng je weerstand op gang.’
Dat bevestigt Eduard Plate. ‘Ik ken plaatsen waar de gevestigde ondernemers niet blij zijn met de komst van vernieuwende ondernemers. Terwijl zij juist ontzettend veel kunnen betekenen voor de stad. Daarom zeg ik: gebruik een verloren straatje voor gekke initiatieven. Geef die ‘rare’ ondernemer ook het gevoel dat hij welkom is. Want uiteindelijk levert het je een flinke plus op.’
Toch is weerstand iets om terdege rekening mee te houden, vindt De Win. ‘Denk daar niet te licht over. Je kunt wel uit zijn op een compacte binnenstad, maar sommige winkeliers zien simpelweg dat hun zaak moet verdwijnen. Als je je plannen in een blauwdruk giet en daar razendsnel mee aan de slag wilt, krijg je grote mot met ondernemers. Je kunt hen beter, via een centrummanager bijvoorbeeld, de goede kant op masseren. Gun mensen wat tijd om aan veranderingen te wennen.’
Hengelo is geen Enschede
Tijdens het tweede Retailcafé is ook regionale samenwerking onderwerp van gesprek. Het gaat erom dat je elkaar, net als in de binnenstad, ook op streekniveau iets gunt. Oftewel: erken dat Hengelo geen Enschede is en kies een duidelijke eigen positie, aldus wethouder Gerrits. ‘Als je uitgaat van waar je goed in bent, verschilt de visie van Hengelo sowieso van die van Enschede.’
Erik Veltmeijer, lid van provinciale staten en raadslid in Twenterand, ziet het nut van al dat samenwerken niet. ‘Ik kom gewoon op voor Twenterand. Laat gemeenten elkaar maar lekker beconcurreren. Ze hebben tegenwoordig al zo weinig in de melk te brokkelen.’
Wethouder Benno Brand van het toeristische, agrarische Dinkelland denkt daar anders over. Hij bepleit een zekere mate van lokale beslissingsbevoegdheid, maar tegelijkertijd realiseert hij zich: ‘Dinkelland is niets zonder Hengelo. Je moet elkaar wat gunnen en niet puur je eigen plannen op tafel leggen.’
Overijssels gedeputeerde Monique van Haaf ziet samenwerking als instrument om van elkaar te leren, maar vindt dat het ook helpt om knopen door te hakken. ‘Loopt een gemeente tegen een probleem aan, dan kan de provincie bekijken of dat elders ook speelt. Vervolgens kun je zaken op elkaar afstemmen, terwijl je toch lokaal maatwerk levert. Een richting kiezen betekent natuurlijk niet dat er niets meer kan.’ Hans Bakker, voorzitter van Retailplatform Overijssel, is het daarmee eens: ‘Vooruit is niet altijd rechtdoor.’